gelovigen en buitenkerkelijken vandaag en gisteren
Dit verslag verscheen origineel op de website van Liberas en werd door Christoph De Spiegeleer geschreven. Onderstaand is een licht aangepaste versie.
Tussen 20 en 22 oktober 2022 vond in Brussel het eerste grote internationale colloquium plaats van de VUB-onderzoeksgroep Secular Studies Association Brussels. De meerdaagse conferentie belichtte de impact van organisaties en netwerken van niet-gelovigen en buitenkerkelijken op de verhoudingen tussen de staat en georganiseerde religies vanuit een breed geografisch en chronologisch perspectief. Het colloquium kon plaatsvinden dankzij de gulle steun en professionele omkadering van deMens.nu (en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen). De organisatie van het evenement werd mede ondersteund en in goede banen geleid door Liberas en CAVA. Beide erfgoedinstellingen zijn nauw betrokken bij de (publieks)werking van onze universitaire onderzoeksgroep rond secularisering en vrijzinnigheid in en buiten Europa. Liberas-onderzoeker en SSAB-lid Christoph De Spiegeleer vormde samen met leden Jeffrey Tyssens, Niels De Nutte en Frank Scheelings het organiserend comité.
De papers die tijdens het colloquium werden gepresenteerd zullen als basis dienen voor het derde volume in de open access reeks New Pespectives on the History of Liberalism and Freethought die Liberas uitbouwt met uitgeverij De Gruyter (Berlijn) en waarvan het derde volume voor de gelegenheid een speciale co-uitgave met CAVA zal worden. Het rijke programma van het colloquium, met meer dan 30 papers, beoogde nadrukkelijk een interdisciplinaire dialoog om een beter zicht te krijgen op wat het betekent/betekende om seculier te zijn, hoe de ‘nonreligious’ hun leven vorm en zin geven/gaven en hoe het seculiere zich verhoudt/verhield tot het bredere functioneren van de maatschappij. Verschillende sessies belichtten de relatie tussen de staat en het religieuze en/of niet-religieuze vanuit een variëteit aan disciplines, met zowel politicologische en historische als sociologische en juridische invalshoeken.
Papers werden met de hulp van simultane vertaling zowel in het Engels als in het Frans gepresenteerd. Het colloquium was op deze wijze een uitzonderlijk voorbeeld van een initiatief dat probeert het onderzoek dat gaande is in de Romaanse/Latijnse wereld en de Anglo-Amerikaanse invloedssfeer dichter bij elkaar te brengen. Het colloquium beperkte zich niet tot de gebruikelijke focus op landen zoals Engeland, Duitsland, Frankrijk, Italië en België. Ook Zwitserland, Rusland, de Verenigde Staten, het Midden-Oosten, Ghana, Mexico en Brazilië kwamen aan bod. Met de hulp van deze brede geografische focus was er op het colloquium veel aandacht voor het bestaan van ‘multiple secularisms’, met andere woorden verschillende politieke en culturele wijzen waarop de grenzen tussen het seculiere en religieuze werden en worden vastgelegd. Ook binnen Europa is er vandaag nog steeds sprake van ‘multiple secularisms’. Zo benadrukte Sofia Nikitaki (Katholieke Universiteit Leuven) dat er niet zoiets bestaat als een eenvormig ‘European secularism’. Ze baseerde zich hiervoor op diepte-interviews met Vlaamse, Griekse en Noorse Millennials over hun perceptie van de rol van georganiseerde religie in de samenleving waarin ze opgroeiden.
Dit colloquium was ook een belangrijk wetenschappelijk evenement omwille van de maatschappelijke relevantie van het onderzoek dat tijdens de verschillende panels werd gepresenteerd. Vrijdenkers, rationalisten, vrijzinnigen, humanisten en de groep die vandaag in de Amerikaanse context soms onder de noemer van ‘nones’ wordt geschaard functione(e)r(d)en op verschillende wijzen in de publieke sfeer naargelang de politieke, sociale en culturele context. Zo behandelde Sabrina Testa (L’École Pratique des Hautes Études, Parijs) de interessante casus van Brazilië – het land met het grootste aantal katholieken in de wereld. Hoewel de katholieke kerk er sinds de koloniale periode een geprivilegieerde relatie met de staat op nahoudt, is het vooral de groeiende politieke en sociale invloed van de zich uitbreidende evangelische beweging (met de steeds beter georganiseerde pinkstergemeente) en de daarmee gepaard gaande confessionalisering van de politiek en de publieke ruimte die opvalt. Atheïstische organisaties die rond 2010 ontstonden en die zich inzetten voor de scheiding tussen kerk en staat, de Associação Brasileira de Ateus e Agnósticos (°2008) en de Liga Humanista Secular do Brasil (°2010, inmiddels inactief), ondervinden moeilijkheden om zich duurzaam te verankeren in de publieke sfeer buiten de sociale media en het internet. Zo moeten deze organisaties zich in de schoot van interreligieuze comités en in de juridische strijd als de vertegenwoordigers van een ‘religieuze minderheid’ presenteren om het debat met de overheid te kunnen aangaan.
Joseph Blankholm (University of California) benadrukte dat niet-gelovige vrouwen in de Verenigde Staten, die vaker dan mannen de organisatie van doopsels en begrafenissen op zich nemen, ook vandaag weinig of niet kunnen terugvallen op seculiere non-profit organisaties die zich hiermee bezighouden. De situatie in de USA staat in schril contrast met de situatie in België waar vrijzinnig humanisme als niet-confessionele levensbeschouwing wordt erkend sinds de late 20ste eeuw. Een ‘Belgisch panel’ op de tweede dag van het congres ging vanuit verschillende invalshoeken dieper in op de evoluties, gebeurtenissen en discussies binnen de Nederlandstalige niet-confessionele gemeenschap die de grondwettelijke erkenning van de vrijzinnig-humanistische levensbeschouwing voorafgingen. CAVA-coördinator Ellen Van Impe presenteerde op de tweede dag van het congres een onderzoek dat ze samen met Rik Röttger (CAVA) heeft uitgevoerd naar de interactie tussen de Unie Vrijzinnige Verenigingen en de Belgische staat in de periode 1971-2002. Niels De Nutte (secretaris van SSAB en consulent bij deMens.nu) focuste voor de eerste maal op de interactie tussen lokale vrijzinige afdelingen en gemeentelijke overheden in de jaren 1970.
De vraag wie op welke manier de grenzen tussen het seculiere en het religieuze in de samenleving mag en kan afbakenen is en blijft onderwerp van discussie op heel wat institutionele niveaus in verschillende delen van de wereld. Publieke overheden moeten steeds opnieuw het formele kader waarbinnen gelovigen en buitenkerkelijken samenleven definiëren en herdefiniëren. Zo stelde François Finck (Centre d’Action Laïque) op basis van de hedendaagse politiek-legale discussies vast dat de strikte Franse scheiding van kerk en staat en de Belgische invulling van ‘laïcité’ dichter naar elkaar lijken toe te groeien. Hij verwees daarbij naar recente pogingen in Frankrijk om het dragen van religieuze symbolen in de private kinderzorg te reguleren en een recent arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (2022) dat het system van erkenning van godsdiensten door de Belgische federale overheid als te weinig transparant beoordeelt.
Wat betreft de situatie in het naburige Groothertogdom Luxemburg ging Alain Vannieuwenburg (CAVA) dan weer dieper in op het akkoord dat de premier van Luxemburg, de liberaal Xavier Bettel, onderhandelde met de vertegenwoordigers van de erkende godsdiensten en in 2015 samen met de coalitiepartners in de regering presenteerde. Het Luxemburgse akkoord zorgt voor een scheiding van kerk en staat ‘à l’amiable’. Dit gebeurt middels de introductie van een enveloppefinanciering voor de bedienaren van de erediensten, de vervanging van niet-confessionele zedenleer en godsdienstonderwijs in officiële scholen door een neutraal verplicht vak levensbeschouwing (‘Vie et Société’) en de vervanging van kerkfabrieken door een speciaal fonds dat zal instaan voor het onderhoud van de honderden Luxemburgse kerkgebouwen.